subsidiënten | colofon

Tagcloud: UIT / AAN

Bram Esser: 'Dwaaltochten rond Schiphol'

| 2013-02-25 11:40:59

'Mind your step. Dwaaltochten rond Schiphol'
'Stellingname' 7 april - 23 juni 2013:
Filosoof Bram Esser ziet zichzelf als ontdekkingsreiziger van het alledaagse. Hij schreef een manifest voor langzaam reizen in onze technologische cultuur. Schiphol staat symbool voor deze cultuur. Ooit was men in de Haarlemmermeer bang voor de Waterwolf, nu is het de geluidsgolf van Schiphol die op afstand moet worden gehouden met meters hoge dijken. Schiphol noemt zichzelf een stad, maar wat voor stad is het dan precies? De impact van deze stad op haar omgeving is niet gering, ze is openbaar, maar niet voor iedereen en alleen als je onderweg bent. Esser probeerde in te burgeren in deze 'verboden stad' maar ontmoette de paradox van een openbare binnenruimte en verboden buitenruimte.
Hij ontdekte tijdens zijn dwaaltochten rond Schiphol toegangspoorten tot verborgen landschappen in dit 'getemde land.'
" Bespiegelingen op enerzijds het strikt utilitaire landschap van de Haarlemmermeer en anderzijds gaat het over een specifieke manier van kijken en ervaren zodat je binnen dat utilitaire landschap toch nog tal van verborgen landschappen kan herkennen. Twee verborgen landschappen die ikzelf heb ontdekt. Golvend plastic over een bollenveld, toont ineens een schim van de waterwolf en in een loods ontdek ik het binnenlandschap van het polderkoraal."
www.bramesser.com

Bram Esser tijdens de finissage, foto: Rob te Riet.

Beeld Jonmar van Vlijmen. Subjectieve cartografie door Bram Esser: 'Toegangspoorten tot verborgen landschappen'. Filosoof Esser vond sociale gemeenschappen in dit 'getemde' land: A.Begraafplaats, B.Plotselinge schim van de waterwolf, C.Spottersplek Polderbaan, D.Polderkoraal, E.Club Chantal.



Meer teksten van Bram Esser over zijn project:

 


'10 Regels voor het nieuwe reizen'
Als ontdekkingsreiziger van het alledaagse onderzocht Esser in 2008 de buitenwijk Ypenburg. Met een geleende labrador liep hij door de wijk om de bewoners te ontmoeten. In 2009 verbleef hij een maand op de Nederlandse snelweg om dit als een nog niet ontdekt land in kaart te brengen. Op vergelijkbare wijze heeft hij onderzoek gedaan in Scheveningen en de afdeling chirurgie van het Academisch ziekenhuis in Groningen. In de zomer van 2012 heeft Esser een pelgrimstocht gemaakt rondom de stad Groningen om te zien wie er op de grenzen van de stad wonen. Als een ware pelgrim heeft hij bij deze mensen ook om onderdak gevraagd.

Al deze onderzoeken hadden vaak een onderliggend schema of idee om telkens op een andere manier naar het landschap te kijken. Esser noemt dat de regels van het nieuwe reizen.

In navolging van Dogma 95, de filmmakers uit Denemarken, schreef Esser een manifest voor het nieuwe reizen. De Deense Dogma regisseurs kwamen tot de conclusie dat er een ontwikkeling gaande was in de film industrie waarbij techniek alleen nog maar werd ingezet voor effect bejag en niet langer ten dienste stond van het verhaal. Om weer betekenis te creëren hebben ze zichzelf restricties opgelegd. Een vergelijkbaar probleem treedt op bij het reizen in de technologische cultuur. Veel zorgen zijn ons als moderne reizigers uit handen genomen en dat is prettig, maar heeft onvoorziene gevolgen voor onze ervaring van het reizen. Als reizen een manier is om ervaringen op te doen, dan verschraalt die ervaring op het moment dat we ons alleen nog maar via vliegveldterminals over de wereld bewegen.

Dogma formuleerde een tiental regels waaraan de nieuwe regisseurs moesten voldoen bij het maken van een film. Onhandige regels, die het filmen letterlijk moeilijker maakten, opnames moeten bijvoorbeeld altijd op locatie worden verricht en decors zijn niet toegestaan en er moet uit de hand gefilmd worden. In het overwinnen van deze obstakels ontstaat betekenis en wordt er een kunstwerk gerealiseerd. Zoiets staat Esser ook voor ogen bij het manifest voor nieuwe reizen. Door het bewust opwerpen van obstakels wordt het reizen weer een kunst en kun je ook op uitgesleten paden weer nieuwe ervaringen op doen.

'10 REGELS VOOR HET NIEUWE REIZEN'

1. (TIJD)
De nieuwe reiziger beweegt schoksgewijs en niet te snel.

De meest voor de hand liggende eerste regel van het nieuwe reizen gaat over de tijd. De architectuur van het reizen in ons technologische tijdperk kenmerkt zich door gladde ruimtes waar je snel en efficiënt doorheen beweegt. Denk aan de lopende band voor mensen op Schiphol. Juist doordat deze ruimtes zijn ingericht op efficiëntie, voelen ze bij vertragingen meteen aan als een gevangenis. Bij het nieuwe reizen bestaan geen vertragingen. Vertragingen bieden de mogelijkheid om iets nieuws mee te maken. 

2. (RUIMTE)
In en door de tocht die de nieuwe reiziger maakt wordt het gebied gedefinieerd.

De tweede regel van het nieuwe reizen gaat over ruimte. Bij het oude reizen, de reiziger als massatoerist, speelde informatie een cruciale rol. Men gaat geïnformeerd op reis. De nieuwe reiziger weet zo min mogelijk, zijn blik is expres naïef. Hij laat zich verrassen en stelt vragen bij alles wat zogenaamd vanzelfsprekend wordt gevonden.

3. (BESTEMMING)
De nieuwe reiziger heeft geen plek van aankomst.

De derde regel gaat over de bestemming. Omdat het nieuwe reizen eigenlijk een vorm van onderzoek is, een onderzoek naar hoe je in de wereld kan voortbewegen, is de bestemming niet direct relevant. De bestemming dient zich aan in het reizen zelf. Pas als je in beweging komt weet je waar je heen gaat.

4. (BEWEGING)
Het voertuig moet zorgvuldig gekozen worden en is van cruciaal belang voor de ervaring van de reis en het landschap.

Regel vier betreft de beweging. Je zou kunnen zeggen dat beweging niets anders is dan wrijving tussen voertuig en ondergrond. De kwaliteit van die wrijving is bepalend voor de ervaring van de reiziger. In New York heb je een fietsclub die zich de Tallbikers noemt. Ze rijden op fietsen die soms bestaan uit wel drie op elkaar gelastte frames. Zo rijden ze, hoog verheven boven andere voertuigen, met een sterke eigen identiteit, door de stad. Als het voertuig echt opvallend is kan het ook een manier worden om met mensen in contact te treden.

5. (RICHTING / KOMPAS )
De nieuwe reiziger dient een instrument te kiezen dat hem door het landschap leidt. Door het kompas krijgt de reis richting.

Om richting te bepalen is het belangrijk een kompas te kiezen of een persoonlijke regel vast te stellen die de nieuwe reiziger instaat stelt z’n richting te bepalen. De film Stalker heb ik altijd een mooi voorbeeld gevonden van hoe je daarover zou kunnen nadenken. De film speelt zich af op een uitgestrekt fabrieksterrein waar een gids en twee reizigers doorheen trekken opzoek naar een speciale kamer. De gids maakt gebruik van een schroef aan een lint die hij voor zich uitgooit om zo te bepalen of het veilig is.

Een ander voorbeeld van een kompas zou een afspraak kunnen zijn. Het Israëlisch leger maakt in hun stadsguerrilla gebruik van ‘inversed geometry’. Het betekent dat ze afspreken dat de steeg verboden terrein is en dat je nooit via een deur de ruimte mag betreden en ramen zijn verboden om doorheen te kijken. Het Israëlisch leger boort zich daarentegen letterlijk een weg door het stedelijke weefsel. Ze breken door muren heen in plaats van gebruik te maken van de deur. De vijand denkt traditioneel en wordt verrast. Soldaten worden in dit verband ‘operational architects’ genoemd. Ook de nieuwe reiziger is een operationele architect omdat ook hij geacht wordt zijn eigen paden door ruimte en tijd vinden.

6. (STOPPEN)
Wie beweegt, voelt op den duur de noodzaak om te stoppen. Stoppen is een aparte activiteit waar aandacht aan besteed moet worden. Wanneer stop je?

Het moment van stoppen kan worden ingegeven vanuit praktische redenen, zoals het vallen van de avond, waardoor je niets meer ziet, of honger. De plek kan ook al eerder op het traject liggen, want de nieuwe reiziger kijkt tijdens het reizen ook altijd naar het landschap als een potentiële vestigingsplaats.

7. (VESTIGEN)
Iedere dag opnieuw moet de nieuwe reiziger zich wortelen op een plekje in de wereld.

Regel zeven heeft betrekking op het wonen. Wat betekent het eigenlijk om je ergens te vestigen? De filosoof Martin Heidegger meende een verwantschap te zien tussen wonen en bouwen. Daarmee gaf hij aan dat de activiteit van het wonen een voortzetting is van het bouwen of nestelen. Hoe zit dat in een tijdperk waarin we met zijn allen steeds vaker en sneller verhuizen? Kunnen wij ons nog wel wortelen of zijn we permanent ontworteld? Die vraag onderzoekt de nieuwe reiziger. Hij wil weten of het mogelijk is je iedere dag ergens opnieuw te wortelen en vraagt zich af hoe dat dan moet.

8. (ORIENTATIE)

De nieuwe reiziger die zijn identiteit als bewoner wil bevestigen verkent opnieuw de omgeving, maar nu als woonplek.

Regel acht stelt dat de nieuwe reiziger nadat hij tot stilstand gekomen is zich op zijn omgeving oriënteert als woonplek. Wie zijn de nieuwe buren? Waar haal ik eten vandaan? Waar kan je douchen en hoe zijn bepaalde lokale omstandigheden te gebruiken bij het bouwen van je ‘huis’. De nieuwe reiziger is in belangrijke mate afhankelijk van de vrijgevigheid en gastvrijheid van anderen.

9. (VERHALEN)
Navigeren op basis van verhalen in plaats van feiten.

Regel negen stelt dat de nieuwe reiziger vanuit verhalen kijkt naar het landschap. Het landschap bevindt zich voor een belangrijk deel in de mensen die er wonen. De nieuwe reiziger laat zich dan ook eerder leiden door verhalen van de mensen dan praktische reisinformatie. Feiten zijn, uitgeperste verhalen, daar zit geen levensvocht meer in. Het is van belang om nieuwe mythes te verzamelen over de ruimte waar doorheen gereisd wordt. We hebben verwarring nodig, geen opheldering. Verhalen bieden ruimte voor interpretatie en speculatie.

10. (IDENTITEIT)
De nieuwe reiziger schrijft een narratief van zijn ervaringen om tot een nieuwe duiding van het gebied te komen die tegen de officiële lezing ingaat.

Na de verhalen te hebben verzameld en de nieuwe reiziger thuis is gekomen schrijft hij een persoonlijk narratief. Dat is de laatste opdracht van de nieuwe reiziger. Schrijven is reizen in stilstand. De nieuwe reiziger reist in het echt en in zijn hoofd. Het narratief is de neerslag van de reis die het gebied opnieuw ontsluit via de tekst.


Wonen op de bodem van de zee
Opzoek naar de verborgen landschappen van de Haarlemmermeer
Bram Esser, juni 2013

Getemd landschap

Ik rijd met een geleende fiets door het polderlandschap. Op de bagagedrager is een plastic bak bevestigd waarin een kettingslot luid rammelend heen en weer springt. Ik produceer het geluid van een voortvluchtige met de ketenen nog om z’n enkels. Maar op de vlucht ben ik niet, ik ben alleen op zoek naar een gat in het landschap om doorheen te ontsnappen. Helaas ben ik gebonden aan gebaande paden van wegen en kanalen. 
Het meest kenmerkende aan de Haarlemmermeer is waarschijnlijk toch de logistieke organisatie die er overheen ligt. Schiphol kan gezien worden als een van de grootste economische hubs van Europa, maar op enkele momentopnames na is de logistieke organisatie vrijwel onzichtbaar. Een vrachtwagen die wordt gevuld met bloembollen, of een vrachtvliegtuig dat opstijgt naar een onbekende bestemming. Dat is alles wat je ziet. Boven de Haarlemmermeer bevindt zich een onzichtbaar snelweglandschap van nauwgezette luchtlijnen naar honderden bestemmingen. Maar dat helpt mij niet, ik wil het landschap leren kennen door zelfs iets mee te maken.  
Om te beginnen ben ik in het oude fort gaan wonen nabij het dorpje Vijfhuizen dat is gelegen op een kunstmatig eiland in de polder. Een fort dat is gebouwd als onderdeel van de stelling rond Amsterdam. Tegenwoordig doet het dienst als een culturele instelling. Mijn bed staat in een voormalige soldatencel. Elke dag spring ik op de fiets die door het fort ter beschikking is gesteld. Er zijn dagen dat ik thuiskom van een verkenningstocht en dan is het gerammel van het kettingslot verstomd vanwege het water dat door de regen in de plastic bak is gelopen. Ikzelf ben dan doorweekt. Een degelijke regenjas heb ik nooit gehad.
Ooit moet hier een onstuimige watervlakte zijn geweest. Op de Haarlemmermeer werd gevist en er voeren vrachtschepen rond, maar er vergingen ook regelmatig schepen. De naam Schiphol verwijst daar nog naar. Een schiphol, is een scheepsgraf. ‘In mijn straat is ooit een schip vergaan,’ zegt Thea Gerritsma, vrijwilligster van het kunstfort, tegen mij. Ze woont in Hoofddorp en herinnert zichzelf er voortdurend aan dat ze woont op de bodem van een voormalige binnenzee. Niets is hier vanzelfsprekend. Zij weet dat ook. 
Door intensieve veenafgravingen had de watermassa van de Haarlemmermeer steeds meer grip gekregen op het vasteland. Bewoners van het oude Vijfhuizen, Haarlem of Leiden zagen dikwijls grote kluiten afgescheurd land voorbij komen, soms met een boom er nog op als de mast van een vreemd vaartuig. Vijfhuizen is drie keer vergaan, opgeslokt door het meer dat werd gezien als een hongerige Waterwolf. Tussen  1550-1850 (ook wel de kleine ijstijd) vroor de Haarlemmermeer geregeld dicht en men schaatste van Leiden naar Amsterdam. De schilderijen van Martin Avercamp (1585-1634) en Salomon Ruysdael (1600-1670) getuigen hiervan. Ze maakten prachtige ijslandschappen op doek met schaatsers en ‘kolfspelers’. 
Al vanaf de zeventiende eeuw sprak men over inpoldering. Joost van den Vondel schijnt zelfs te hebben gezegd dat de Waterwolf getemd diende te worden. Er moest nog twee eeuwen op gewacht worden voor het zover was. Tegen 1840 besloeg de watervlakte zo’n achttienduizend hectare en op sommige dagen klotste het water tegen de stadspoorten van Amsterdam en Leiden. Het werd te gevaarlijk om de Waterwolf nog te gedogen; de landtong met het ij was angstaanjagend smal geworden en een doorbraak zou Haarlem van Amsterdam afsnijden en de binnenzee zou dan  verzilten met alle gevolgen voor de landbouw van dien. Er werd besloten tot inpoldering. 
Vanaf 1848 werden de stoomgemalen aangezet en ruim drie jaar later komt het modderige landschap van de bodem voor het eerst aan de oppervlakte. De waterwolf was beteugeld. Wie hier nu rondfietst, rijdt door een getemd landschap. Het is overigens zeeklei van het oude waddenlandschap uit de Holoceentijd (bijna twaalfduizend jaar geleden), dat ontstond door opwarming van de aarde na de laatste ijstijd. Een oud, verborgen landschap zag weer het daglicht. 

s ’Avonds in mijn soldatencel lig ik dikwijls te piekeren over de polder en hoe ik het beste mijn gedachten in het landschap zou kunnen poten. Eigenlijk is het fort zelf een mooi uitgangspunt om over de polder na te denken. Een van de redenen dat het inpolderen lange tijd werd uitgesteld, los van de kosten en het meer als bron van inkomsten, was het bezwaar van de legerleiding dat de verdedigbaarheid van Amsterdam in het geding kwam. Was het water weg, dan kon de vijand zo naar de hoofdstad opmarcheren. 
De polder mocht dus alleen gerealiseerd worden als het ook direct weer ongedaan gemaakt kon worden. Vanuit het fort loopt een dijk die de polder in tweeën deelt. Vanaf die dijk kan alles richting Amsterdam onder water gezet worden, inundatie heet dat in militair jargon. Het is mogelijk om het landschap met haar strakke kavels en vervelende Volkswagen Golfjes (ik ben een paar keer bijna van de sokken gereden) in haar tegendeel te veranderen door te stoppen met pompen en de dijk open te breken. Eigenlijk is het fort, als commandocentrum, een schakelaar waarmee het landschap aan en uit kan worden gezet. Als ik met dit idee naar Hoofddorp kijk en de keurige inrichting van straten in ogenschouw neem en de paaltjes zie met duidelijk afgescheiden fietspaden, richtingaanwijzers, pijlen, schattige rotondes en veilige oversteekplaatsen, dan prent ik mij in dat hier niets vanzelfsprekend is. Overal schemert de mogelijkheid  van een ander spannender landschap, ofwel het non-landschap van de plotseling opdoemende watervlakte.

Het was de wind
Op een dag wordt het fort bij Vijfhuizen aangevallen. Niet door soldaten, voor moderne oorlogsvoering is deze stelling altijd te laat geweest, maar door de wind. Het water mogen ze hier dan onder de duim hebben, het geweld van de wind heeft vooralsnog vrij spel. De afgelopen dagen voelde ik hoe de wind de oppervlakte van het fort afzocht naar een opening, naar een kiertje om haar vingers achter te krijgen en van binnen op te blazen. 
Geef de wind een vinger. 
Een glazen deur die net niet helemaal goed staat, slaat met een daverende klap aan gruzelementen. ‘Ik zag het als een waterval in duizenden stukjes naar beneden komen,’ zegt Marjan, die op dat moment de kaartjes voor de expositie verkoopt. Het glas is als sprankelend kristal over de vloer gespat. Ik ben er als de kippen bij om stoffer en blik voor te zijn. Ik vind het te mooi en wil het houden. 
Kraaiengedrag? 
Misschien, maar het glas is toch ook bewijslast voor de feilbaarheid van de mens en wat hij heeft gemaakt. In de ogenschijnlijk strak ingerichte polder gaan nog steeds oerkrachten schuil waar niet mee te sollen valt.
Het glas, de gebroken deur, betekent ook een breekpunt in mijn verblijf. De dagen erop maak ik ineens van alles mee, alsof mij de schellen van de ogen zijn gevallen. Ik ontdek een half verborgen begraafplaats in de knik van een startbaan van Schiphol. De staartvinnen van jumbojets steken uit boven de heg en hoog in de lucht zie ik het alziend oog van de vluchtverkeerstoren met z’n geblindeerde ramen. Daarachter zitten mannetjes mopperend naar me te loeren, besef ik. Ze vragen zich vast af wat ik daar uitspook. Ik heb hier niets te zoeken. Schuldbewust loop ik tussen de graven door en rij dan snel weer weg. 
Op een andere dag fiets ik met mijn rammelende fietsketting achterop in het plastic bakje door de velden als ik plotseling wordt getroffen door een prachtig spektakel van water en licht. Ik weet dat het niet kan want dit is het land van drainage, van waterpompen en afwateringskanalen. Hier zijn geen watervlaktes ter grootte van een voetbalveld. De binnenzee is al lang geleden over de dijk gepompt. Toch zie ik langgerekte golven en ik denk zelfs de koelte te voelen die zo typisch is voor de kade. Heeft iemand dan toch de pompen stilgezet? Als ik het herken, ontken ik het nog een tijdje. De Waterwolf is voor heel even aan mij verschenen op een bollenveld. Het is de wind die de zon doet flakkeren op vele vierkante meters dun fladderend landbouwfolie. 
Vanaf dat moment weet ik dat het wel goed zal komen met mij en het aanvankelijk hermetisch aandoende polderlandschap. De wind heeft een tipje van sluier opgelicht en me de mogelijkheden getoond van een, doorgaans, onzichtbaar landschap.

Spotpolder
Op Hemelvaartsdag fiets ik naar de spottersplek van de polderbaan. Het is nog vroeg, maar de frietkraam doet goede zaken. Ik besluit losjes met mijn ellebogen over de stang van de afrastering te leunen en een gesprekje aan te knopen met een van de aanwezigen. Strikt genomen is de vliegtuigspotter natuurlijk niet geïnteresseerd in het landschap. Ze behoren net als de vogelspotters tot de stam der verzamelaars. Ze verzamelen geïsoleerde plaatjes uit het landschap. Thuis wordt de oogst op de externe harde schijf gezet en kan men tevreden vaststellen dat de collectie weer wat is uitgebreid.
Een man uit Zwolle richt zijn camera op het luchtruim. ’Dat is een Embraer, een Braziliaans toestel in de kleuren van Polish Airlines,’ hoor ik hem zeggen. De Zwollenaar is vooral geïnteresseerd in kleurenschema´s, zegt hij. Hij bedoelt hiermee alle logo’s van de maatschappijen en de verschillende bijbehorende kleurvlakken. Veel maatschappijen brengen de jarenzestigkleuren weer aan op hun toestellen. Later wijst hij me een KLM toestel dat inderdaad een retrolichtblauw gestreepte staartvin had. Het was me nooit eerder opgevallen. 
Het grappige is dat de meeste spotters die ik spreek ontkennen een spotter te zijn, zo ook de man uit Zwolle. ‘Spotters zijn mannen met een boekje die alle type nummers uit hun hoofd kennen,’ verklaart de Zwollenaar. Zelf is hij er naar eigen zeggen niet zo vaak, slechts een paar keer per maand. Toch moet hij bekennen dat de lens op zijn camera meer dan tweeduizend euro heeft gekost. 
Iemand heeft gezegd dat de A380 eraan komt en dat bericht zoemt nu over de parkeerplaats. De A380 is het allergrootste passagiersvliegtuig van dit moment. Het is voor veel dagjesmensen een reden om nog even te blijven. Sommige spotters menen zeker te weten dat de dit toestel op Oost zal landen, ze springen in de auto. De waarheid is dat niemand het ooit zeker kan weten omdat ook de verkeerstoren dit pas op het laatste moment bepaalt vanwege de wind. Toch creëren velen een air van alwetendheid om zich heen alsof iemand hen de informatie influistert.
Ik raak gefascineerd door deze stam waarvan de leden urenlang vrijwillig op een winderige parkeerplaats staan om foto´s te maken van vliegtuigen. Het is een vorm van bermtoerisme, maar de mannen en vrouwen die in de jaren zestig langs de weg gingen zitten met hun klapstoeltjes en een kan koffie, die keken naar een nieuw fenomeen. Vliegtuigen zijn toch al jaren hetzelfde. Of is mijn blik soms niet verfijnd genoeg om de subtiele veranderingen te zien in de wingtips of opstaande vleugels? Veel spotters vertellen mij dat ze als kind al met hun vader naar de vliegtuigen gingen kijken en dat het er ook om gaat dat gevoel weer op te roepen. 
Het landschap spreekt tot mensen omdat het herinneringen oproept aan vroeger. Dat begrijp ik. Toch wordt de vliegtuigspotter door meer gedreven dan dat alleen. Ik ontmoet een Nederlandse vliegtuigspotter die in Japan is geweest. ´Ze hebben daar vliegtuigen die je hier nooit ziet.´ Hobby’s zijn er om uit de hand te lopen.
De uren gaan voorbij en ik blijf, om de A380 te zien, denk ik, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om iets heel anders. Op het laatst voel ik toch begrip voor de simpele voldoening van het vliegtuigspotten. Het vastleggen van vliegtuigen op een camera en het noteren of afstrepen van type nummers, heeft iets weg van een administratieve handeling. De nutteloosheid ervan begint mij na vijf uur te ontroeren. Ik voel de kameraadschap van mannen die elkaar al jaren kennen en nooit iets tegen elkaar zeggen, nooit iets hoeven te zeggen, maar gewoon zwijgend naast elkaar staan om af en toe iets aan te wijzen of foto´s te vergelijken. Er wordt gewacht op iets bijzonders, op iets dat ze nog niet in de collectie hebben. De A380 is die dag niet meer gekomen.

Randcultuur
Vanaf de spotterplek fiets ik langs het Bulderbos, aangelegd om te protesteren tegen de uitbreiding van de polderbaan. Het geldt nog steeds als ontmoetingsplek voor demonstranten met een groen hart. Ernaast wordt momenteel een oude Lancaster uit de Tweede Wereldoorlog opgegraven. Wie doorfietst komt in het natuurgebied Groene Carré terecht. Het is compensatie groen voor Schiphol. Ik fiets parallel aan de polderbaan en zo kan ik alle stadia van de landing observeren. 
Aan het einde van het fietspad ga ik rechts om de polderbaan heen en rijd het gehucht Boesingheliede binnen. Het is een eigenaardig samenraapsel van verschillende soorten bebouwing tussen de A9 en de Schipholweg. Er zijn hier autosloperijen te vinden, woonhuizen en bedrijfsloodsen. Aan de randen van Schiphol bloeit de anarchie, zo blijkt. 
Ik ontdek massagesalon Chantal en bedenk me geen moment, ik bel onmiddellijk aan. Margarita doet open en ik vraag naar Chantal. Eventjes zie ik haar argwanend kijken, dan moet ze lachen: ‘Kom binnen schat, buiten is het guur en onaangenaam.´ 
In de half verduisterde woonkamer zitten twee schaars geklede dames naar een Argentijnse soap te kijken. Margarita schenkt een cola voor me in en laat me de geplastificeerde ´menukaart´ zien. Hierop staan allerlei diensten met prijzen tussen de 50 en 200 euro. Er is van alles mogelijk, behalve massages. ´Komen hier veel vliegtuigspotters, ´vraag ik om het ijs te breken. ´Iedereen komt hier, schat,´ zegt Margarita direct. Ik kan hier niet te lang blijven zitten, besef ik, anders ben ik genoodzaakt uit beleefdheid een dienst af te nemen. Iets dergelijks overkomt mij dikwijls in kledingwinkels. Als ik de enige klant ben, zoals hier, dan durf ik niet weg te gaan zonder iets te kopen. Ik zeg dus snel dat ik moet gaan en ik vraag wat ze voor de cola wil hebben, maar Margarita zegt dat de cola van het huis is. ‘Kom gauw weer eens terug, schat, en vertel al je vrienden en collega’s over ons.’
 
Polderkoraal
Op een van de loodsen in Boesingheliede herken ik de naam van een bedrijf dat vliegtuigmaaltijden verzorgt: Gate Gourmet. Ze laten me niet binnen. Achteraf kan ik dat wel begrijpen: Gate Gourmet was een tijdje terug in het nieuws vanwege de naalden in een broodje vlees. Er zijn hier wel meer anonieme loodsen waarvan ik me begin af te vragen wat voor duistere praktijken zich er afspelen. Het kan van alles zijn, door massagesalon Chantal is mijn fantasie op hol gebracht. Op een dag ontdek ik een intrigerend uithangbord: ‘Aquaasan corals’ staat er boven de afbeelding van een tropisch visje en een koraalrif.
Ik plant mijn fiets tegen de zijkant van de loods. Het regent, zoals wel vaker de laatste tijd, net iets te hard om lang buiten te blijven. In mijn plastic bak op de bagagedrager is al een klein laagje zichtbaar. Het contrast met de grijze buitenwereld kan niet groter zijn. Ik loop door een corridor van vissen en koraal. Aan het einde van de gang kom ik in een ruimte  met een hoge tafel en ook die ruimte is omgeven met lichtgevende aquaria. Koraalkweker Sander Bakker heeft zojuist een plastic zakje losgeknipt waaruit een paars visje wegzwemt om z’n nieuwe wereld te verkennen.
 ‘Het is altijd maar afwachten hoe de rest dit oppikt,’ zegt hij. Er komen wat pincetvissen voorbij zwemmen, hun snuitjes net een pincet, en een zebra-vis. ‘Ze lijken hem wel de accepteren,’ constateert Sander. Hij spreekt steevast over zijn werkploeg als hij het over de vissen heeft. De vissen zorgen ervoor dat bepaalde schadelijke algen worden opgegeten. ‘De vissen, de zeekomkommers, de anemonen en andere lagere dieren hebben allemaal hun eigen specialisme binnen de bio-cultuur van het aquarium,’ zegt Sander.
‘Wat kost nou zo’n stekje?’ Vraag ik wijzend op de bodem van het aquarium waar mini akkertjes met koraalstekjes in strakke rijen staan opgesteld. ‘Dat hangt van de soort af en de grootte, ze kosten tussen de tien en twintig, maar ik heb ook stronken van vijfentachtig euro. Zo’n uitwaaierend tafelkoraal kan gemakkelijk tot zeshonderd euro oplopen.’
Het blijkt een dure hobby. Volgens Sander ben je voor een ‘instapbak’ al gauw tweeduizend euro kwijt. Ik vermoed dat de wereld van de zoutwater aquaria bijna net zulke fanatiekelingen heeft als de wereld van de vliegtuigspotters. Ook die lopen met lenzen rond van een paar duizend euro. Plaatjes schieten doen de aquariumhobbyisten overigens ook. Op internetfora komen wonderlijke, bijna buitenaardse, landschappen voorbij die zijn opgebouwd met kleurrijk polderkoraal van Sander Bakker.
Ik blijf wat rondhangen in de koraalkwekerij, ook omdat het buiten steeds harder is gaan regenen. Sander legt me van alles uit over de biologische balans die gehandhaafd moet worden in het aquarium. ‘Er moeten allerlei bacteriën worden toegevoegd en speciaal osmosewater.’ Sander wijst me op een ingewikkelde installatie waarin dat osmosewater wordt gemaakt. In een andere hoek wordt zeewater geprepareerd en alle aquaria zijn uitgerust met een ‘verschuimer’ waardoor je de overtollige eiwitten veroorzaakt door de uitwerpselen makkelijk eruit kan scheppen.
‘Je moet goed oppassen welke koralen je bij elkaar stopt, sommigen vreten elkaar op,’ legt Sander uit. Hij zegt van natuurlijke kleuren te houden als het om koraal gaat. ‘Je ziet het, de meeste koralen zijn pastelkleurig. Rood en bruin en zacht groentinten. Je hebt ook mensen voor wie dat niet genoeg is. Die willen de kleuren opvoeren tot bijvoorbeeld zuurstokroze. Het Duitse bedrijf Koralen Zucht, doet dit. Ze optimaliseren de kleur tot zuurstokroze, knalgroen en gifgeel door een deel van het weefsel weg te halen zodat de kleur direct op het kalkgeraamte komt te liggen. Daar wordt het koraal echter heel kwetsbaar van. Je hebt dan een apothekerskast aan middeltjes nodig om zo’n stronkje gezond te houden.´ 
Er komt een Chinees stelletje binnen. Ze zijn naar Sander gereden om een slakje op te halen die ze hebben besteld. Het slakje staat alleen nog in de file samen met een bestelling knalblauwe anemoonvisjes. Ze blijven wachten en Sander raakt in gesprek met de jongen. Ze hebben het over de zeester, de stofzuiger van de oceaanbodem. Ondertussen kijk ik met het meisje die Yuki blijkt te heten naar de capriolen van een doktersvis. Hij maakt salto’s rondom een waterpompje. Yuki heeft een hekel aan water, zegt ze, omdat ze als klein kind een keer bijna verdronken is in een zwembad.
Toch krijgt Yuki een gevoel van vrijheid als ze naar vissen kijkt.
 ‘Wat gek,’ antwoord ik. ’Die vissen zijn toch helemaal niet vrij in een aquarium?’
‘Vissen hebben een geheugen van drie seconden. 
Het moet toch bevrijdend zijn om niet al die ballast van herinneringen met je mee te hoeven dragen.´

Buiten is het donker geworden en als ik op mijn fiets wil stappen moet ik constateren dat de plastic bak achterop de bagagedrager tot de rand gevuld is met water. Een Boeing komt huilend los van het zompige land. Ik probeer behoedzaam te fietsen met een klotsend ´aquarium´ achterop mijn fiets. Op de bodem ligt als een roerloze aal het kettingslot zilverachtig te glanzen in het maanlicht. Ik heb vandaag iets doorgrond over het leven op de bodem van zee en zodoende ook iets over het leven in de polder. Toch is dit inzicht nog moeilijk onder woorden te brengen. Bij het zien van de bollenvelden moet ik denken aan wat Sander heeft verteld over Koralen Zucht. Ook de bollenkwekers voeren iets in hun schild, dat kan niet anders met dat soort felle kleuren. Ik vermoed dat de bloemenkweek feitelijk een plantaardige bio-industrie genoemd kan worden. Een bio-industrie voor het kweken van kleur. Wordt het niet eens tijd daar een bijeenkomst over te organiseren in het Bulderbos?
Als ik het gemaal aan de Driemerenweg passeer, denk ik aan het waterpompje in het aquarium van Sander. De waterpomp en het gemaal zijn apparaten waarmee een kunstmatig landschap in stand kan worden gehouden. Pompen of verzuipen geldt er in de polder, en in het aquarium zorgt het pompje voor de nodige zuurstof. Alles en iedereen stikt als de elektriciteit uitvalt. 
Die nacht droom ik in mijn soldatencel dat ik vlieg. Vanuit het vliegtuig zie ik het strakke lijnenpatroon van de Haarlemmermeer onder mij. De stewardess zegt dat we onze medicijnen moeten nemen tegen de luchtziekte en het vliegtuig duikt steeds sneller omlaag, we zijn aan het neerstorten. Net op tijd is mijn staartvin aangegroeid en kan ik, nog voordat we de bodem raken, wegzwemmen van het vliegtuigwrak.


Verzonken landschappen
Bram Esser over de Haarlemmermeer april 2013


Een kind kijkt naar het water en vraagt: Hoe is het om te wonen op de bodem van de zee? Het is een vraag die voortkomt uit het mysterie van onbekende dieptes. Het strand, de kust of kade, is de plek waar de mens uitstaart over iets dat hij niet helemaal begrijpt.
Juist de onberekenbaarheid van de zee was een bron van angst maar daardoor ook een bron van verhalen over zeemonsters en het einde van de wereld. Ooit was de Haarlemmermeer zo’n mysterieuze binnenzee waar gevist werd, maar waar ook schepen vergingen.
Het water vrat aan het land en schoof de grens van onzekerheid steeds verder op.
Er werd gesproken over de waterwolf, die de leefbaarheid van de regio bedreigde. Joost van den Vondel schijnt al gezegd te hebben dat de waterwolf getemd diende te worden. Zo geschiedde. Vanaf 1848 begonnen de gemalen met pompen en zo’n vier jaar later zag het verzonken landschap van de meerbodem voor  het eerst het licht.
Hoe is het om te wonen  op de bodem van de zee? Hollandse ingenieurs zoals Leeghwater, van Hemen en Kruik  waren uiteraard niet bezig met die vraag. Zij maakten zich vooral zorgen over de veiligheid van de regio. De zeewolf moest getemd worden en dat is ook gebeurd. De Haarlemmermeer is bij uitstek een getemd landschap.
Wie verder gaat dan de vraag, waaraan verwondering en verlangen vooraf gaat, en echt gaat wonen op de bodem van de binnenzee, zal veel van de verwondering en het mysterie verliezen. Daarvan is Hoofddorp misschien wel het beste bewijs.
De Haarlemmermeer polder is ingericht met het oog op economische rentabiliteit, de investering van het inpolderen moest ten slotte terugverdiend worden. Het moet gezegd, de polder werkt als een geoliede machine. De logistieke hub van Schiphol is samen met de haven van Rotterdam een van de belangrijkste van Europa.
De Hollanders zijn zo goed in het verschepen van bloembollen, dat zelfs bloembollen die hier niet vandaan komen, via Holland worden gedistribueerd.
Het meest belangwekkende aan die distributie zijn daarom niet de fysieke wegen die door de polder lopen, maar de onzichtbare logistiek. Het zijn processen die we alleen soms waarnemen en alleen fragmentarisch, bijvoorbeeld als we getuigen zijn van het laden en lossen van bloembollen of een vrachtvliegtuig zien opstijgen. Dat vrachtvliegtuig volgt een nauwgezette lijn van vertrekpunt tot bestemming. Zo wordt de lucht doorkruist met lijnen die even strak afgebakend zijn als snelwegen voor auto’s. De luchtlijnen zijn een verborgen snelweglandschap boven de polder.
De polder heeft een louter praktische en utilitaire indeling gekregen en werd nogal karig ingericht. De afwateringskanalen en wegen waren te smal en de schaal van de kavels en de hoekigheid ervan maakte het moeilijk  om hier nederzettingen te stichten. De inpoldering en de verkaveling is zo goedkoop mogelijk gedaan. Dat dit later tot problemen zou kunnen leiden was genoegzaam bekend. In 1848 wordt de commissie in een brief hiervoor gewaarschuwd door de heer Beijerink. Er staat in dat de verkaveling goed moet worden doordacht want als daar problemen bij gevonden worden, nooit meer verbeterd kunnen worden. ‘Zo blijven de lasten tot in eeuwige dagen aan den polder kleven.’
Leefbaarheid, wat dat begrip in al zijn diversiteit ook mag betekenen, stond dus niet per se bovenaan de agenda. Hoewel de polder misschien een weinig poetisch landschap genoemd kan worden, is dat soms ook een kwestie van beter kijken.
Ik besloot opzoek te gaan naar de poezie van het utilitaire landschap en ontdekte dat de waterwolf er nog steeds rondwaard.
Ik ontdekte dat er ook andere mensen zijn die iets van verstrooiing hebben ontdekt in het logistieke landschap. Vliegtuigspotters kijken naar het landschap met het oog van een verzamelaar. Ze schieten plaatjes om de verzameling compleet te maken.
Het is een vorm van bermtoerisme, de kunst van het verwonderen over de technologische vooruitgang, is nog steeds springlevend in de polder.
De mannen met hun uitgeschoven camera’s zijn een beetje op zichzelf, maar doorgaans niet te beroerd hun kennis te delen. Sommigen hebben een dik boekwerk bij zich waar alle type nummers in staan. Ze nemen de verrekijker ter hand, maken een foto en vinken de vliegtuigen af. De pagina’s bevatten honderden nummers en ik begrijp dat er telkens nieuwe bijkomen en dat het werk in feite nooit geklaard is. De spotter is een medium, een administrateur van het luchtruim, de griffier van het opstijgende en landende machinale vliegbeest. De nutteloosheid van hun administratieve handelingen heeft grote schoonheid.
Op het fietspad langs de polderbaan zijn op deze mooie dag veel wandelaars die het buiten zijn graag willen combineren met het geweld van straalmotoren. Ik besloot rond Schiphol te gaan fietsen want mijn ervaring is dat juist aan de randen van dergelijke zwaar gecontroleerde en hoogtechnologische ruimtes, de teugels juist weer worden gevierd. In de hoekjes en gaatjes van het logistieke landschap tref je niet zelden een vorm van ongecontroleerde wildgroei. Zo ook bij Schiphol. Tussen de Schipholweg en de A9 is een eigenaardig strookje bebouwing dat Boeselinghewiede heet. Toen ik het zag, wist ik direct dat ik mijn bestemming gevonden had. Hier zou ik wel willen wonen.
Ik laat enkele foto’s zien om ene indruk te geven.
Het net is alsof de gecontroleerde strakke ruimte van Schiphol, begrenst met hekken en camera’s alleen kan bestaan als er een vorm van wanorde tegenover staat.
Huizen, bedrijfsbanden, autosloperijen, massage salon Chantal. Vooral massage salon Chantal leek me een teken dat er zich hier allerlei verzonken landschappen ophielden. Landschappen waar ik graag in zou  willen duiken. Ik belde dus aan bij  Chantal om te zien wat daarbinnen te beleven was.
De Portoricaanse uitbaatster Margarita geheten liet me binnen.’ Kom binnen schat, het is koud buiten’ zei ze. Ik werd voorgesteld aan twee andere dames, ook Portoricaans, die een Argentijnse soap zaten te kijken. Er werd verder niet heel moeilijk of geheimzinnig gedaan over het soort massages dat hier te krijgen was.
Margarita liet me een geplastificeerde menukaart zien waarop diensten stonden aangeboden die tussen de 50 en 100 euro moesten kosten. Ik zei tegen Margarita dat ik eigenlijk alleen maar nieuwsgierig was naar de plek en wat zich achter de vitrages bevond. ‘ geeft niet schat, wil je wat drinken?’
 Dergelijke gastvrijheid kon ik niet afslaan. Ze schonk me een cola in en ik kon me niet los maken van de gedachte dat ook vliegtuigspotters wellicht wel eens bij Chantal waren geweest. ‘iedereen komt hier,’ bevestigde Margarita. Toen ik wilde afrekenen voor de cola wuifde ze dat weg. ‘ kom vooral maar eens terug en vertel je vrienden en collega’s over ons. Bij deze heb ik dat gedaan.
Boesingheliede werd een plek waar ik vaker zou terugkeren, zij het niet naar Chantal. Een eind verderop in het chaotische gebied vond ik het bedrijf ‘gate gourmet’. Ik kan mij die naam vaag herinneren. Ze maken vliegtuigvoedsel. Hun logo met het groene blaadje basilicum doet vermoeden dat gate gourmet haast tussen de akkerlanden is gelegen waarbij het groente vers van het veld komt. Het tegendeel is waar: gate gourmet zit tussen de autosloperijen en metaalbedrijven gepropt.
Ik kwam er niet in.  Het antwoord dat directeur Haitink me gaf, was kort maar krachtig. ‘Helaas moet ik u melden dat wij op geen enkele manier mogen en willen meewerken aan het verstrekken van informatie over ons bedrijf. Rondleidingen zijn niet mogelijk.’ In een reactie aan hem liet ik doorschemeren dat hij blijkbaar iets te verbergen had. Pas later kwam ik er op internet achter dat gat gourmet kort geleden negatief in het nieuws was vanwege naalden in een broodje vlees. Misschien kun u het zich nog herinneren. Het leuke aan Boesingheliede is dat het vol staat met anonieme loodsen waar je al dan niet naar binnen mag en waar zich verborgen landschappen in ophouden.
Het is een positieve cultuurschok om vanuit de koude polder en de regen deze tropische wereld van het koraal binnen te treden. De wereld van het zeeaquarium doet op een verwarrende manier wel wat denken aan de wereld van de vliegtuigspotters. Vliegtuigspotters vangen hun vissen met de camera en gaan er dan thuis naar zitten kijken op een beeldscherm.
Sander Bakker van Aquassaan geeft met uitleg over de verschillende soorten koraal, over osmose water en de middeltjes die je in de bak moet doen om het juiste klimaat te creëren. Hij vertelt over doktersvissen met hun kleine scherpe mesjes aan de staartvin,  over zeeslakjes die schadelijke  glasalgen verorberen. Ik leer snel ij over de zeester als bodemstofzuiger. Over pincetvissen en over de Vossekoppen. Ieder diertje of plantje heeft zijn eigen specialisme. Sander spreekt dan ook over de werkploeg van zijn bak.
Het is een landschapsbeleving van een fictief stukje zeebodem, een verhevigde ervaring door middel van een kijkglas. Ik kreeg deels antwoord op die voor de polder zo belangrijke vraag: hoe is het om te wonen op de bodem van de zee?
Ik ga weer naar buiten, de kou en de regen tegemoet. Een vliegtuig  scheert over mijn hoofd en verlaat huilend het zompige land. Als ik door de bollenvelden  terugfiets naar het fort, valt me hun fel rode en gele kleur op. Hier wordt kleur geoogst. Ook Sander handelt in kleur. Ik passeer het gemaal langs de drie meren weg, terug naar het fort,  en ik denk  aan de pompjes die Sander in zijn aquarium heeft. Machines die beide noodzakelijk zijn om een kunstmatig landschap in stand te houden. En ineens vaag ik me af wat voor vis ik ben.
Een pincetvis of  toch een Vossekop?

bg6.jpg
with coastal sea satellietgroep artists artist zee scheveningen zandmotor dat project research water was badgast art new from cultural