subsidiënten | colofon

Tagcloud: UIT / AAN

Kiosk 4: IMMETJE

| 2012-04-12 14:40:08

KIOSK 4: IMMETJE
(OPEN SINCE 2012)


KUSTSCENARIO’S / COASTAL SCENARIOS
Nederland heeft een rijke culturele en innovatieve relatie met de zee. De blijvende noodzaak van kustbescherming door zeespiegelstijging in verleden, heden en toekomst is voor iedereen van belang.
The Netherlands has a rich cultural and innovative relationship with the sea. The ongoing necessity for coastal defense due to rising sea level in past, present and future is important for everyone.

M.m.v. / Participants: Truman Show, Floris Kruidenberg, Eliane Esther Bots, Bram Esser, Danilo Murru, Jan de Graaf, Rijkswaterstaat/Joop van Houdt, gemeente Den Haag/DSO/Gielijn Blom, De Solà-Morales/Age Fluitman, Atelier Kustkwaliteit/TU Delft, Urbanism, Satellietgroep, Aram Tanis & Jacolijn Verhoef, Ineke Mahieu, Collabor (Johanna Reiner & Johannes Hoffmann), Isebuki (Andrea Kessler & Bernhard Faiss), Theo Jansen, Loek van der Klis.



Verhalen van Scheveningers / Narratives by Scheveningers.
Filosoof/publicist Bram Esser heeft als artist in residence van Badgast in 2010 een blog over zijn onderzoek naar ‘uitburgeren aan zee’ bijgehouden. Hij heeft voor deze tentoonstelling een vijftal karakters met vijf verhalen uitgewerkt, voor elke kiosk één: Adama, Immetje, Hanne, Fonger en Rob.
www.bramesser.com

Meer verhalen / More narratives:
We zijn met zand tussen onze tanden geboren.
ADAMA
HANNE
FONGER
ROB

Lees hier het verhaal van Immetje / Read the narrative of Immetje here:

 

EN

‘It was the winter of 1934 and father was again without work. One day he went to his mother for a bunch of fish when a man came running to him in panic. A dog was caught under the ice of the Haringkade. Father, also rescue swimmer by profession, jumped after the dog and managed to get it on the quay. He got pneumonia and his Sunday suit was ruined. Afterwards, it proved to be the dog of the adjutant to Prince Hendrik. When the Animal Rescue Society
got wind of this rescue, they immediately opened a bank account where people could donate money and searched for employment. The Animal Rescue Society was an elite club in those days, with performers and artists like the sculptor, but also the director of De Bijenkorf came to our home. I think they liked to visit a fishing family and we all got more or less adopted. My father often wondered about this, as rescuing people never gave him that much
attention.’

NL

'De badmeester en de socialist' door Bram Esser

Immetje Moen Knoester kwam in 1933 ter wereld als het derde kind in een Schevenings vissersgezin. Haar vader was een socialist en verantwoordelijk voor vele stakingen in de haven. Hij zat vaak zonder werk omdat de reders wisten dat hij een oproerkraaier was en hem daarom niet graag in dienst namen. Immetjes opa, Arie Dirk Knoester, was een badmeester die de adel en de hogere klasse assisteerde bij het nemen van hun zeebaden. In 1933 vierde hij zijn vijftigjarig jubileum. Immetje heeft van beide werelden, die van haar opa en haar vader, genoeg meegekregen om er in detail over te kunnen vertellen. Bovendien heeft ze de gave niets te vergeten.



Immetje: ‘Arie Dirk Knoester, mijn opa, was een man van onbesproken gedrag. Hij was beresterk, een goed zwemmer en daarbij sprak hij onberispelijk Nederlands. Hij dronk geen alcohol omdat hij bang was dat de duivel in hem zou varen. Je kon niet zomaar badmeester worden in die dagen omdat je met hooggeplaatste mensen moest kunnen omgaan. Opa zorgde ervoor dat de prinsen, hertogen en hooggeplaatsten hun badkoets kregen en hij assisteerde waar dat van hem werd verlangd. Toen ik als klein meisje eens vroeg of hij de hoge heren ook moest afdrogen, vond hij dat een onbeleefde vraag.
Opa had door die omgang met de hogere klasse een aparte smaak gekregen en raakte zo een beetje vervreemd van zijn vissersachtergrond, behalve dan dat hij nog steeds heel gelovig was. Hij en opoe hadden een stee in de badkapel, waar doorgaans meer het publiek uit Belgisch Park ter kerke ging. Opa droeg dan schoenen met een zilveren gesp en een jasje met fluwelen revers. Ja, hij was wel ijdel. Opoe ging altijd in klederdracht, ik heb haar nooit anders gezien.
Het is wel grappig dat ze naast de vele dochters twee zoons hebben gekregen, mijn vader, Minnekus Knoester, en Arie Dirk Knoester jr., die allebei uitgroeiden tot socialisten en op latere leeftijd absoluut niet in de kerk te vinden waren. Ze waren zo’n beetje het tegenovergestelde van hem. Opa had zijn leven lang de hogere klasse gediend en met name mijn vader zette zich juist af tegen de hoge heren van de rederij en organiseerde stakingen en demonstraties. Aan de andere kant was opa ook heel begaan met de mensen, een socialist zonder dat hij het wist. Hij sprong tenslotte blindelings in zee om mensen in nood te redden ongeacht hun afkomst.
Al voordat het Kurhaus was gebouwd werkte Arie Dirk Knoester als badman en hielp hij de deftige heren uit de badkoets. Op het laatst vond hij het wel achteruitgaan met de badplaats, het werd hem allemaal veel te mondain en ‘het echte baden’, zoals hij dat noemde, deed men niet meer; er werd in de jaren dertig  alleen nog maar ordinair gezwommen en gezonnebaad.
 


Kijk, deze foto stond bij het artikel over zijn vijftigjarig jubileum in de krant, dat is in 1933. Vanwege zijn jubileum mocht hij enkele treden hoger dan het bestuur van de exploitatie maatschappij Scheveningen. Adama Zijlstra staat het meest rechts, naast hem de directeur van de maatschappij, de heer Polis. Daar was hij wel gek mee, hoor, met die mensen van de raad van bestuur. Hij had ze met goud in z’n hard geschreven, zei hij altijd.
Mijn opoe, die je hier ook op de foto ziet, was een heel ander type dan mijn opa, zeer recht door zee. Scheveningse vrouwen hebben een rok met een split aan de zijkant, het ‘sneergat’ genaamd, waar aan de binnenkant een katoenen zak is ingenaaid. In die zak wordt de leren knip bewaard waar dan snoepgoed en geld in zat. Griotjes had opoe erin en een doosje Vicks. Wij kregen daar af en toe wat van, ook als opa er iets van zei, dat zij ons verpestte of zo. Ze trok zich er niets van aan, ze verdiende haar eigen geld. In veel opzichten was mijn opoe geëmancipeerder dan ik. Ik denk dat opa en opoe elkaar ontmoet hebben in de Keizerstraat, daar ging de jeugd vroeger flaneren. Jongens aan de ene kant en meisjes aan de andere kant. De Scheveningers hadden in de Keizerstraat, zo gezegd hun eigen boulevard, want die kwamen echt niet in het badgedeelte. Er werden hardloopwedstrijden gehouden tussen jongens op klompen met een meisje op hun rug. De prijzen voor de winnaars bestonden uit een hoofdijzer voor het meisje en een horloge voor de jongen. Opoe en haar zus Marietje zijn wel eens tot mooiste meisjes van het dorp gekozen. “Mooie Marietje” is nog steeds een gevleugelde uitspraak op Scheveningen.
Opoe liep als meisje nog met vis op haar hoofd helemaal tot Den Haag.
Soms met twee manden op elkaar, handen in de zij, zoals Afrikaanse vrouwen nog doen. Opoe had ook wel dat koninklijke, altijd met kaarsrechte rug. Arie Knoester wilde zijn rijkdom graag tonen via zijn vrouw en daar was die klederdracht natuurlijk ook voor bedoeld. Dan was hij weer bij juwelier Van Wijnen geweest in de Keizerstraat en dan zei ze: “O, Arie, je maakt een kerstboom van me.”
Mijn vader was trouwens net zo sterk als opa, die kracht had hij duidelijk van hem geërfd. Daarom kon hij ook mee op de trawler. Dat was zwaar werk en ze bleven soms weken weg van huis omdat ze helemaal tot aan de kust van IJsland gingen vissen. De trawlers waren nooit op tijd terug voor de zondagdienst in de kerk, maar daar was vader niet rouwig om. God kwam je tegen in de natuur, zei hij altijd, en Jezus noemde hij de eerste socialist.
De oude vissers van vandaag, die toen kleine jongetjes waren, spreken me wel eens aan op Vlaggetjesdag. Ze zeggen dat ze het zo stoer vonden dat mijn vader op de trawler zat. Weken, soms maanden, zaten ze op zee en ze aten alleen maar bonen en erwten. De verhalen over die ontberingen kreeg ik pas veel later te horen, daar liet vader vroeger niets over los. Het meest vreesden zij de zwarte mist die plotseling kon optrekken waardoor je geen hand meer voor ogen zag en waardoor alles aan dek bevroor.
Vader en opa kwamen uit een andere tijd. Opa was afkomstig uit de negentiende eeuw en heeft een betrekkelijk rustig leven gehad. Vanaf de jaren dertig ontstaan er natuurlijk roerige tijden, ook voor Nederland. Het is crisis, de werkgelegenheid daalt en de NSB is in opkomst. Mijn vader vocht tegen dat soort zaken. In 1933 kwam hij voor het eerst bij elkaar met andere verzetsmensen die allemaal via hun eigen achtergronden hadden vernomen dat het aan het rommelen was in Europa. Met stijfsel voor pamfletten en kalk voor leuzen op de weg, trokken ze de straten in om de mensen wakker te schudden en te waarschuwen voor de dreiging van het fascisme. Dat stijfsel moest ik vaak gaan halen bij verschillende kruideniers, zodat het niet teveel zou opvallen. 
Later in 1936 werden de vermoedens voor het gevaar van het fascisme alleen maar bevestigd door de Spaanse Burgeroorlog. Hij had ook internationale contacten denk ik, want hij zamelde speelgoed in voor de kinderen die getroffen waren door de oorlog. Het moet 1938 of 1939 geweest zijn. Ik kan het me goed herinneren want we moesten een deel van ons speelgoed afstaan.



Het was voor ons kinderen een spannende tijd, wij hadden de zorgen natuurlijk ook niet van de volwassenen. Scheveningen werd steeds meer gemilitariseerd en overal waren soldaten gestationeerd. Een vriendinnetje vertelde dan wel eens dat je bij van die schaftketen vlablikken kon uitlepelen. Dan pakte ik stiekem mijn lepeltje uit de lade als moeder niet oplette en gingen we erheen, maar die blikken waar het in zat waren net zo groot als ikzelf. Ik kwam zo ongeveer onder de vla weer naar huis. Kijk, dat lepeltje heb ik hier nog.



Op de boulevard kwamen verdedigingswerken en op de Lindoduin werd door Gerrit van der Tol een schuilbunker gebouwd voor de bevolking in het geval van een luchtaanval. Ik weet het nog goed toen die bunker in aanbouw was, lagen daar enorme bergen zand, en dan mochten we ’s avonds na het eten gaan kijken hoe de jongens prachtige achterwaartse salto’s vanaf die zandbergen maakten.
Het tweede jaar na de Duitse inval werd het steeds strenger, er werden steeds meer Scheveningers geëvacueerd. Je merkte dat aan de jongens op de hoek die daar altijd stonden te zingen. Het lied verstomde simpelweg omdat er telkens eentje afviel. Op het laatst was er niemand meer.
Dat zingen heb ik na de oorlog niet meer meegemaakt en in menig opzicht was de oude gemeenschap volledig uit elkaar gereten. Mijn vader dook onder want hij zat tenslotte al bij de verzetgroep. Ik heb ze “De Vergeten groep” genoemd, want hier worden ze eigenlijk niet erkend omdat het zonder uitzondering rooie rakkers waren. Dat was niet het soort volk waar de gemiddelde Scheveninger iets mee te maken wilde hebben.
In 1942 werd mijn vader verraden en werd hij samen met zijn broer afgevoerd. Vlak voordat de trein de grens overging, is hij er vanaf gesprongen. Hij was op de trawler wel wat gewend natuurlijk en omdat hij niet bang was aangelegd, durfde hij het risico wel aan.
Hij heeft er tien dagen over gedaan om naar Den Haag te komen. Zijn voeten waren helemaal kapot toen hij hier voor de deur stond. Mijn oom, Arie Dirk Knoester, vernoemd naar zijn vader, durfde niet te springen, hij is uiteindelijk omgekomen in het kamp Neuengamme.’

(28 december 1928 – Arie Knoester, 46 jaar, bij zeebad)


 

 

bg1.jpg
project satellietgroep sea artist with cultural was water from badgast research artists coastal new art dat zee scheveningen zandmotor