subsidiënten | colofon

Tagcloud: UIT / AAN

We zijn met zand tussen onze tanden geboren.

| 2012-04-18 20:09:16

'We zijn met zand tussen onze tanden geboren'.
'We are born with sand between our teeth'.

Verhalen van Scheveningers / Narratives by Scheveningers.
Filosoof/publicist Bram Esser heeft als artist in residence van Badgast in 2010 een blog over zijn onderzoek naar ‘uitburgeren aan zee’ bijgehouden. Hij heeft voor deze tentoonstelling een vijftal karakters met vijf verhalen uitgewerkt, voor elke kiosk één: Adama, Immetje, Hanne, Fonger en Rob.
www.bramesser.com

Meer verhalen / More narratives:
ADAMA
IMMETJE
HANNE
FONGER
ROB

Lees hier het verhaal over Scheveningers en Duindorpers / Read the narrative of Scheveningers and Duindorpers here:

 


Scheveningers en Duindorpers

De pier, niet de draak vlak bij het Kurhaus, maar de rechterarm van het havenhoofd, is voor mij een plek geworden om naar terug te keren. Ik ga erheen voor het uitzicht, misschien, om over het water te staren naar de schepen, die soms maandenlang aan de horizon blijven kleven. Ik zie anderen die er vergelijkbare rituelen op nahouden. Hindoestaanse families van wie de achterbak van hun auto’s is volgeladen met lekkernijen: broden, ingemaakte vis en groentepasteitjes. Ze maken het zich gemakkelijk met de auto als mobiele woonkamer. Jonge stellen mogen samen flaneren om elkaar beter te leren kennen onder het toeziend oog van de ouders. Ook zie ik ’s ochtends bij de visafslag wel eens een vader op de fiets met zijn zoontje op het stuur om naar het laden en lossen van vissersschuiten te kijken. Mooi om te zien, dit geheime verbond tussen vader en zoon.
Bij slecht weer kruip ik in het hokje onder de verkeerstoren van Rijkswaterstaat, waar de rookmannetjes windvrij kunnen ouwehoeren. Het zijn de verhalen die ze vertellen waar ik een goed humeur van krijg. Ze zijn er nog, denk ik dan, als ze mopperen over al die veranderingen. Vroeger vonden veranderingen op een veel subtielere manier plaats; de rookmannetjes vertellen dat de jongens die op de grote vaart hadden gezeten ineens bruine schoenen gingen dragen in plaats van zwarte.
Scheveningen verwelkomt jaarlijks miljoenen dagjesmensen voor wie vanzelfsprekend andere voorzieningen noodzakelijk zijn dan voor de vaste bewoners. Dat stelt beleidsmakers wellicht voor een dilemma, want waarop komt het accent te liggen? Moeten er meer hotels en restaurants worden gebouwd of juist meer betaalbare woningen in Duindorp of het oude Scheveningen?
Rederij Trip heeft geen betere klanten dan de Hindoestanen, die, als ze geld hebben, de as van hun doden uitstrooien op open zee. De minderbedeelden strooien de as vanaf de pier bij het havenhoofd. Er zijn ook veel Duitsers die gebruik maken van deze dienst aangeboden door Trip.
De lokale bewoners voelen zich soms bedreigd door alle nieuwkomers, maar de identiteit van die nieuwkomers is niet zo eenduidig. Zijn het de surfers? De yuppen, de Hindoestanen?
Op de achterkant van een grote loods van de voormalige industriehaven van Norfolk is de tekst ‘Stop de veryupping van Den Haag’ in spuitbusletters te lezen. Die overbekende kreet uit de jaren tachtig, een verwijzing naar de komst van hogere inkomstengroepen in Scheveningen en Duindorp, steekt nogal vruchteloos af tegen de dure auto's die staan geparkeerd voor de restaurants aan de overkant. Vooral in het nabijgelegen Duindorp zijn de veranderingen goed merkbaar. Langs de randen wordt gebouwd, een gloednieuw appartementencomplex met zeezicht. De zee is niet langer een vanzelfsprekende aanwezigheid maar wordt ingezet als ‘unique selling point’. Vergelijk dat eens met de Lindoduinflat, gebouwd in de jaren zestig, waarvan de balkons aan de kant van Den Haag zijn geplaatst en dus niet eens uitkijken over zee. Niet alleen de nieuwe luxe appartementen langs de rand van Duindorp zijn in trek, ook de oude vissershuisjes doen het goed bij starters op de woningmarkt. Vaak kun je aan een surfplank in de woonkamer zien dat het niet gaat om de oorspronkelijke Duindorpers.
Andere bewoners van Duindorp zijn de Scheveningers die in Scheveningen-dorp geen huis kunnen betalen. Althans, Clazina Korving kent in elk geval nog meer Scheveningers zoals zij die in Duindorp zijn gaan wonen vanwege de betaalbaarheid van de huizen. Zij heeft met haar vriend Erwin een appartement in een jaren vijftig complex gekocht. Clazina beschouwt Duindorp als een wezenlijk andere plek dan Scheveningen-dorp. ‘Duindorp is toch altijd het armere zusje geweest van Scheveningen-dorp,’ zegt ze.
Clazina vertelt uitvoerig over haar jeugd in Scheveningen en haar voorliefde voor stormachtig weer. Ze houdt er niet van om op het strand te liggen en gaat uitsluitend ’s nachts zwemmen, als iedereen naar huis is; de zee is alom tegenwoordig en daardoor niet geschikt om er het zomerse verlangen van ontspanning en ontsnapping op te projecteren. Haar beide opa’s zaten op de grote vaart en de zee werd daarom in haar familie in eerste instantie geassocieerd met werk.
Clazina is een fanatiek verzamelaar van stripboeken en graphic novels en surft op allerlei websites om over deze onderwerpen te lezen en geestesverwanten te ontmoeten. Ze gaat ook veel naar comicbeurzen en verkleedt zich graag als Wonderwoman. Vermomd als Wonderwoman heeft ze haar vriend Erwin ontmoet, die verkleed was als Dr. Strange. Haar oma ging nog gekleed in klederdracht.
Echte Duindorpers of Scheveningers hebben een emotionele band met de plek waar ze wonen, maar die band is wezenlijk anders dan pakweg honderd jaar geleden. Toen was de kans veel groter dat je werkzaam was in de visserij als je aan de kust woonde. Clazina’s werk is niet op zee, toch zou ze voor geen goud weg willen. ‘We hebben het wel eens geprobeerd,’ zegt ze. ‘Maar als je aan de kust bent opgegroeid, dan blijft de zee aan je trekken. We zijn nu eenmaal met zand tussen onze tanden geboren.’
Als er rancune spreekt uit de tekst ‘Stop de veryupping van Den Haag’, dan is die rancune ergens wel te begrijpen. Veel families wonen al generaties op deze plek en hebben er emotioneel en sociaal in geïnvesteerd. De rancune lijkt niet zozeer gericht tegen het geld, als wel tegen het gemak waarmee gedacht wordt een plaats op te eisen in een bestaande gemeenschap. Veel van deze yuppen kopen een mooi appartement in de haven omdat ze zich voelen aangetrokken tot het ruwe en authentieke karakter ervan. Tegelijkertijd wordt er wel geklaagd over stank en het stationair draaien van de scheepsmotoren die aan moeten blijven vanwege de koelinstallaties aan boord, maar wie het authentieke wil ervaren moet door de motorolie, de stank van vis en het lawaai van stationair draaiende scheepsmotoren heen bijten.
Aan Fonger Broersma vraag ik waarom hij in de jaren tachtig ‘locals only’ op de kademuur had geschreven. Broersma en de zijnen kwamen nota bene zelf uit Utrecht en Zeist. ‘Dingen gaan vandaag de dag veel te gemakkelijk,’ merkt hij hierover op. ‘Het hele idee dat je ergens voor moet knokken om iets te bereiken, is weg. Hordes mensen komen op de surfsport af vanwege het imago dat eraan kleeft, maar alleen de doorzetters worden uiteindelijk een local.’ Broersma is van mening dat er respect moet zijn voor de veteranen die veel gedaan hebben voor de surfsport. In de tijd van Broersma was het nog verboden om met een drijvend voorwerp rond te dobberen en moesten surfers zich eerst bij de politie melden om te bewijzen dat ze geen drenkelingen waren. Broersma heeft zich verzet tegen de commercialisering van de surfsport. Hij weigerde ooit gratis surfplanken van een fabrikant als cadeau voor de winnaar van de Nederlandse kampioenschappen golfsurfen, die hij organiseerde. Hij vond, en vindt nog steeds, dat ze met hun poten van de surfsport af moeten blijven: ‘Surfen is geen lifestyle, maar een manier van leven.’
Golfsurfers beschouwen zichzelf authentieker dan de windsurfers omdat ze slechts gebruik maken van een plank en een golf als helling. Het is een speelse vete, die stamt uit de jaren tachtig. Stephan van der Berg werd in 1984 Olympisch kampioen en toen wilden alle jongeren ineens gaan windsurfen. De golfsurfers kwamen daardoor wat in de verdrukking.
De typische golfsurfer is volgens Broersma klusser of brandweerman. Hij moet namelijk flexibel werk hebben zodat hij weg kan als er golven zijn. Windsurfers en  kitesurfers hebben juist een goede baan om al die dure spullen te kunnen betalen.
De vraag is natuurlijk waarom Broersma niet ergens gaat wonen waar golven zijn als hij zo van surfen houdt. Hij zegt gevormd te zijn door de omstandigheden van Scheveningen. ‘Ik hoef ook geen golven te hebben die hoger zijn dan ikzelf lang ben.’
 Ook de Haagse Bunkerploeg, van wie de meesten niet uit Scheveningen komen, hebben letterlijk een stukje Scheveningen opgeëist. Ze exploiteren het Bunkermuseum, in een oude bunker nabij het havenhoofd. Deze groep heeft een fascinatie voor oude Duitse bunkers en ze vinden dat de Atlantikwall deel uitmaakt van het Nederlandse cultureel erfgoed. Ze hebben een lijst met honderden bunkers waarin al zestig jaar niemand meer is geweest. Ze noemen dit eufemistisch ‘maagden’, waar ze overdag naar op zoek gaan in de duinen, voelend met een prikstok. ’s Avonds gaan ze op pad om de bunkers te openen en vervolgens typenummers en andere opschriften te fotograferen. Daarna wordt alles weer keurig dichtgegooid en worden de plaggen op hun plek gezet zodat ook anderen deze bunker nog kunnen ‘ontdekken’.
Ruud Overvliet noemt de bunkergravers een hechte gemeenschap waar je wat voor moet doen om er tot te worden toegelaten. Het blijkt niet onmogelijk: zelfs mij is het gelukt een paar keer mee te gaan. Overvliet zegt ervan te genieten om samen met vrienden in de duinen bezig te zijn: ‘Ver weg van alle herrie van industrie, treinen en bussen. Alleen het geruis van de zee.’
Als ik naar de bunkergravers luister en ze bezig zie dan heb ik het idee dat ze belangrijk werk verrichten. Geschiedenis bestaat bij de gratie van rituelen en doordat deze groep af en toe een bunker opgraaft en openmaakt, blijft het besef bestaan dat de duinen niet alleen een verdedigingslinie zijn tegen de zee en de wind, maar dat ze ooit ook een militaire functie hadden.
Als ik nu door de duinen fiets weet ik dat er een stad schuilgaat onder de grond, een stad die wordt bewoond door bunkerarcheologen. Ze zijn er alleen ’s nachts en nooit langer dan een paar uur. Niemand die hen ooit ziet want voor het ochtendkrieken zijn ze alweer verdwenen.
Scheveningen is niet meer de mondaine badplaats, het is niet langer de plek waar koningen en prinsessen gaan baden, het is nu een plek waar Hindoestanen en Duitsers de as van hun naasten en geliefden uitstrooien, een gebied waar surfers, bunkergravers en oude vissers koning zijn.
Ik ben geen surfer, al zou ik dat misschien graag willen zijn, ik ben ook geen bunkergraver, al mag ik dan soms mee, ook geen Hindoestaan of een visser, maar ik voel me wel verwant met Scheveningen omdat hier de stad overgaat in iets anders, van vast naar vloeibaar, van alle dingen die ik al ken naar datgene wat nog ondenkbaar is. Op de horizon meen ik een glimp te zien van mijn nieuwe bestaan.

English text will follow soon

 

bg4.jpg
zee satellietgroep was with artists scheveningen zandmotor water project art new coastal from artist research cultural sea badgast dat